Hoge Raad: bij overgang van onderneming geen verlies van LKV!
Stel, een eenmanszaak neemt een werknemer (56+) aan. In de maand voorafgaand aan de dienstbetrekking geniet hij een WW-uitkering, en voldoet aan de voorwaarden voor een doelgroepverklaring. De werkgever mocht het loonkostenvoordeel (LKV) oudere werknemer claimen, maar maakt een duur foutje…
De echtgenote van de ondernemer gaat namelijk mee-ondernemen en de eenmanszaak wordt een vof. Behalve deze formele wijziging veranderde er voor de werknemer helemaal niets. Er ontstond hierdoor alleen wel een nieuwe inhoudingsplichtige. De Belastingdienst vond dat deze werknemer bij de ‘nieuwe’ werkgever niet aan de voorwaarden voldeed om het LKV ook daar te mogen toepassen. Hij was namelijk niet werkloos in de maand voordat hij bij de vof in dienst trad. Dat was pech: LKV weg! De werkgever ging in beroep. Het gerechtshof oordeelde dat het recht op LKV bleef bestaan. Er was sprake van een overgang van onderneming en in de maand voor de oorspronkelijke datum van indiensttreding was de werknemer werkloos. Ook de doelgroepverklaring was nog steeds geldig, zo oordeelde het hof.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat het kwijtraken van het LKV door overgang van onderneming niet te verenigen valt met het doel van de LKV’s op grond van de Wtl. De oorspronkelijke datum van indiensttreding moet het uitgangspunt zijn. De doelgroepverklaring bleef om dezelfde redenen geldig. Wel moet de nieuwe inhoudingsplichtige opnieuw een verzoek om een LKV doen, wat in deze zaak ook gedaan was. De werkgever werd in het gelijk gesteld!