Werkgever misrekent zich bij proeftijdbeding
Met een werkneemster wordt een arbeidsovereenkomst aangegaan voor 6 maanden, die start op 8 februari en eindigt op 8 augustus 2024. Deze kent ook een proeftijd van 1 maand. Na opzegging door de werkgever (kort na de ingangsdatum) stelt de werkneemster dat de proeftijd nietig is. Hoe reageert de werkgever?
De werkgever stelt dat de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor zes maanden en één dag. Volgens de wet mag, zoals bekend, een proeftijd alleen worden overeengekomen als de arbeidsovereenkomst voor een periode van langer dan zes maanden is aangegaan. Een proeftijdbeding in een arbeidsovereenkomst met een duur van zes maanden of korter is dus nietig.
Volgens de kantonrechter kan de arbeidsovereenkomst op twee manieren worden uitgelegd. Relevant is dat in de arbeidsovereenkomst expliciet ‘zes maanden’ vermeld staat (en niet zes maanden en één dag). Volgens de kantonrechter zijn partijen dus een arbeidsovereenkomst aangegaan voor de duur van zes maanden. Hierbij is gekeken naar de tekst van de arbeidsovereenkomst zelf, maar óók naar wat partijen aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen. En wat zij van elkaar mochten verwachten.
Ontslag niet rechtsgeldig
Tijdens de zitting komt vast te staan dat tijdens het sollicitatiegesprek van de werkneemster was besproken dat de arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden zou worden aangegaan. Daarmee is het proeftijdbeding dus nietig en het ontslag niet rechtsgeldig.